Chronische nierziekte bij volwassenen: beoordeling en behandeling
Categorieën van chronische nieraandoeningen
Uw arts moet uw testresultaten gebruiken om erachter te komen hoe ernstig uw chronische nierziekte is en wat dit voor u betekent.
Uw arts moet uw chronische nierziekte “categorie” bepalen op basis van hoe goed uw nieren functioneren (uw “G” -categorie) en hoeveel proteïne ze in uw urine lekken (uw “A” -categorie). De combinatie van deze 2 categorieën zal uw arts vertellen hoe ernstig uw nierziekte is.
De G-categorieën vergelijken hoe goed uw nieren functioneren met hoe goed normale volwassen nieren functioneren. Ze komen ongeveer overeen met percentages, dus G1 betekent bijvoorbeeld dat uw nieren voor 90% of meer goed functioneren dan normale nieren. De categorieën zijn als volgt:
-
G1 – uw nieren functioneren normaal (90% of meer)
-
G2 – uw nieren functioneren iets slechter dan normaal (60-89%)
-
G3a – uw nieren functioneren iets tot matig slechter dan normaal (45-59%)
-
G3b – uw nieren functioneren matig tot veel slechter dan normaal (30-44%)
-
G4 – uw nieren functioneren goed slechter dan normaal (15–29%)
-
G5 – uw nieren lopen het risico te falen of hebben gefaald (minder dan 15%).
De A-categorieën laten zien hoeveel eiwit er uit uw nieren in uw urine lekt. Als er meer proteïne dan normaal in uw urine zit, kan dit duiden op schade aan uw nieren:
-
A1 – uw nieren lekken een normale of licht verhoogde hoeveelheid proteïne
-
A2 – uw nieren lekken een matig verhoogde hoeveelheid proteïne
-
A3 – uw nieren lekken een sterk verhoogde hoeveelheid proteïne.
De categorie G en categorie A worden vervolgens gecombineerd om uw nierziekte te beschrijven (bijvoorbeeld G2A3 of G4A1).
In beide G- en A-categorieën, hoe hoger het getal, hoe erger uw nierziekte is. Als uw nieren bijvoorbeeld veel slechter functioneren dan normaal en een matige hoeveelheid eiwit lekken (categorie G4A2), loopt u een groter risico op verergering van de ziekte en andere gerelateerde medische problemen (met name hartaandoeningen) dan wanneer uw nieren matig functioneren. slechter dan normaal en lekt een kleine hoeveelheid eiwit (categorie G3A1).
Als uw categorie G1A1 of G2A1 is, dan heeft u geen chronische nierziekte, tenzij u een ander probleem heeft dat wijst op nierbeschadiging (zoals nierstenen of bloed in uw urine). Categorieën G4 en G5 kunnen soms worden omschreven als gevorderde chronische nierziekte; G5 wordt ook wel nierfalen genoemd.
Uw arts dient uw categorie en de daarmee samenhangende risico’s met u te bespreken.
Als uw nierziekte wordt beschreven volgens het oude systeem van stadia 1 tot 5, zijn deze dezelfde als de “G” -categorieën G1 tot G5.
Uw arts moet dit bespreken en ermee instemmen samen met u hoe vaak u tests moet ondergaan om uw nieren te controleren, afhankelijk van de categorie van uw chronische nierziekte (zie Controleren op verergering van de ziekte).