Georgetown Law
De kosten van stemmen zijn te hoog voor miljoenen in aanmerking komende kiezers. Het Vierentwintigste Amendement werd geratificeerd om barrières aan te pakken die specifiek de armen verhinderen om te stemmen, nadat politici na de wederopbouw peilingen hadden ingesteld als een einde aan universele vrijstelling. Tegenwoordig dwingen de kosten die gepaard gaan met het voldoen aan omslachtige stemvereisten kiezers tot een onhoudbare keuze: een prijs betalen die ze niet kunnen betalen om te stemmen, of helemaal niet. Deze nota daagt de bestaande jurisprudentie uit om te beweren dat moderne poll-belastingen volgens het vierentwintigste amendement niet toegestaan zouden moeten zijn. Deze Nota stelt een nieuwe theorie voor om claims van het Vierentwintigste Amendement te formuleren voor moderne poll-belastingen die de armen ongrondwettelijk dwingen afstand te doen van hun stemrecht. Drie moderne stembelastingen komen aan de orde: registratieprocedures voor kiezers, strikte vereisten voor kiezersidentificatie en sluiting en consolidatie van stembureaus. Door te pleiten voor specifieke moderne poll-belastingen, kwantificeert deze Note de kosten van stembarrières voor mensen die in armoede leven en gebruikt die hoeveelheid om het verlagen van die kosten te rechtvaardigen en om grondwettelijke aanspraken op lasten op het fundamentele stemrecht te verklaren. Die kosten lijken sterk op de kosten van de letterlijke hoofdelijke belastingen die de aanleiding waren voor de ratificatie van het Vierentwintigste Amendement en vormen een ontoelaatbare last onder de bestaande doctrine van het Hooggerechtshof met betrekking tot het Vierentwintigste Amendement.