Microscoopgeschiedenis – wie heeft de microscoop uitgevonden?
In de eerste eeuw AD (jaar 100), glas was uitgevonden en de Romeinen keken door het glas en testten het. Ze experimenteerden met verschillende vormen van helder glas en een van hun monsters was dik in het midden en dun aan de randen. Ze ontdekten dat als je een van deze “lenzen” boven een object hield, het object groter zou lijken. Iemand ontdekte ook dat je de zonnestralen kunt focussen met een van deze speciale “glazen” en maak een vuurtje. Deze vroege lenzen werden vergrootglazen of brandende glazen genoemd. Het woord lens is trouwens afgeleid van het Latijnse woord linze, zoals ze werden genoemd omdat ze leken op de vorm van een linzenboon (zoek lens op in een woordenboek). Deze lenzen werden niet veel gebruikt tot het einde van de 13e eeuw, toen brillenmakers lenzen produceerden om als bril te dragen. De vroege eenvoudige “microscopen” die eigenlijk alleen maar vergrootglazen waren, hadden één kracht, meestal ongeveer 6x – 10x. Een ding dat heel gewoon en interessant was om naar te kijken waren vlooien en andere kleine insecten. Deze vroege loepen werden daarom “vlooienglazen” genoemd. |
|
---|---|
Ergens rond het jaar 1590, twee Nederlandse spektakelmakers, Zaccharias Janssen en zijn vader Hans begonnen te experimenteren met deze lenzen. Ze stopten meerdere lenzen in een buisje en deden een heel belangrijke ontdekking. Het object aan het einde van de buis leek enorm vergroot te zijn, veel groter dan een eenvoudig vergrootglas op zichzelf zou kunnen bereiken! Ze hadden zojuist de samengestelde microscoop uitgevonden (dit is een microscoop die twee of meer lenzen gebruikt).
Galileo hoorde van hun experimenten en begon zelf te experimenteren. Hij beschreef de principes van lenzen en lichtstralen en verbeterde zowel de microscoop als de telescoop. Hij voegde een focusseerapparaat toe aan zijn microscoop en ging natuurlijk verder met het verkennen van de hemel met zijn telescopen. Anthony Leeuwenhoek uit Nederland raakte erg geïnteresseerd in lenzen tijdens het werken met vergrootglas glazen in een droge goederenopslag. Hij gebruikte het vergrootglas om draden in geweven stof te tellen. Hij raakte zo geïnteresseerd dat hij leerde lenzen te maken. Door slijpen en polijsten kon hij kleine lenzen maken met grote krommingen. Deze rondere lenzen produceerden een grotere vergroting en zijn microscopen konden tot 270x vergroten! Anthony Leeuwenhoek raakte meer betrokken bij de wetenschap en met zijn nieuwe verbeterde microscoop was hij in staat om zie dingen die nog nooit iemand had gezien. Hij zag bacteriën, gisten, bloedcellen en veel kleine diertjes rondzwemmen in een druppel water. Vanwege zijn grote bijdragen, vele ontdekkingen en onderzoeksartikelen, wordt Anthony Leeuwenhoek (1632-1723) sindsdien de “Vader van de microscopie” genoemd. Robert Hooke, een Engelsman (die soms de “Engelse vader van de microscopie” wordt genoemd), heeft ook een groot deel van zijn leven met microscopen gewerkt en hun ontwerp en mogelijkheden verbeterd. Er werd weinig gedaan aan verbetering van de microscoop tot het midden van de 19e eeuw, toen grote vooruitgang werd geboekt en kwaliteitsinstrumenten zoals de huidige microscoop opkwamen. Bedrijven in Duitsland zoals Zeiss en een Amerikaans bedrijf opgericht door Charles Spencer begonnen met het produceren van fijne optische instrumenten. Tegenwoordig zijn er geen microscoopfabrikanten in de VS en de meeste microscopen komen uit Duitsland, Japan en China. Speelgoedmicroscopen van plastic moeten worden vermeden omdat ze niet het kwaliteitsniveau van de basisinstrumenten halen met metalen monturen en glazen lenzen. Door buitenlandse productie zijn kwaliteitsmicroscopen voor iedereen betaalbaar geworden. Zaccharias Janssen, de uitvinder van de microscoop, zou zich verbazen over de kwaliteit van zelfs de meest elementaire microscopen die tegenwoordig op scholen te vinden zijn. |